Eerst een paar statements over het vakgebied Schrijven/Handschriftontwikkeling.
- 1Schrijven is géén communicatie
- 2Schrijven is géén bewegen
- 3Schrijven is géén middel
- 4Schrijven is géén taal
Deze punten zullen we hieronder toelichten.
De belangrijke typograaf Gerrit Noordzij schreef in zijn boek “De handen van de zeven zusters” het volgende over de relatie taal en schrift:
“Schrift vertolkt taal in tekst.Verandert de taal, dan ook de tekst, maar niet het schrift.
Verandert het schrift, dan ook de tekst, maar niet de taal.”
Het is duidelijk: er is geen verband tussen ‘schrift’ en ‘taal’. Ik kan het Westerse schrift gebruiken om zowel Hongaars, Portugees als Nederlands te schrijven. Bovendien zouden volkeren die alleen over gesproken taal beschikken en geen schrift hebben ontwikkeld dus geen taal hebben?
Schrift is niet meer dan een afgesproken code om klanken van de taal te noteren. Coderen (spellen) en decoderen (lezen) zijn elkaars tegenhanger. Het is voor veel mensen moeilijk om in te zien dat spellen niets met taal te maken heeft. Doordat het een bepaald taalgebruik mogelijk maakt wordt deze code met taal zélf verward. Zo heeft dyslexie ook niets met taal te maken. Het is niets meer dan coderen en decoderen van een afgesproken schriftsysteem.
Alle methodieken die via ‘zinvolle schrijfopdrachten’ het handschriftonderwijs ombuigen tot steloefeningen, zijn door het homoniem ‘schrijven’ op het verkeerde been gezet. Schrift behelst niet meer dan het zo correct mogelijk vormgeven van cultureel bepaalde tekens, die in verschillende talen tot verschillende fonetische resultaten leiden. De verschillende schriftvormen komen tot stand op grond van ‘streekconstructie’. Pas als de constructie van de tekens beheerst wordt is de mogelijkheid van een toepassing ontstaan.
De basisschool moet eerst zorgen voor een zo correct mogelijke lettervormgeving, alvorens het schrift als middel gebruikt kan worden voor andere doeleinden.
Omdat perceptieve processen (input-processen) voorafgaan aan productieve processen (output-processen) [Een kind luistert eerst alvorens het gaat spreken] moet het kind eerst leren klanken analyseren. Klanken die daarna van een afgesproken teken worden voorzien. (Zie hiervoor ook www.alfabetcode.be/ waar deze werkwijze uitgebreid wordt beschreven.
Het is inmiddels vele malen uit onderzoek gebleken dat het schrijvend spellen het snelst werkt. Uiteraard moeten dan de gebruikte lettertekens goed uitgevoerd kunnen worden.
Het aanleren van het schrift moet voor een belangrijk deel worden ondersteund door kennis van de lettervormgeving. Hiermee bedoelen we niet alleen het traject of de route van de letter. Het traject is de weg die door de penpunt zonder penoptillen afgelegd wordt, van het begin van de letter tot aan het eind. We bedoelen dat hiernaast ook vormgevingsaspecten moeten worden aangeleerd. Aanvankelijk is dat de vormgevende eigenschap ‘recht en gebogen’. Aan elke goed leesbare drukletter is te zien dat rechte en gebogen lijndelen elkaar herkenbaar moeten afwisselen.
Het kind moet deze lijneigenschappen dus mèt het juiste traject aangeboden krijgen, zodat het in staat is de vorm van de letter te kunnen analyseren en te reproduceren.
Een schrijver is iemand die lettervormen maakt. In Frankrijk heette een kalligraaf ‘Écrivain de forme’. Dit laat duidelijk zien dat het accent bij dit beroep op de lettervorm werd gelegd.
Schrijven is altijd kalligraferen. Het is niet anders dan de lettervormen zo goed mogelijk construeren.