Zojuist verschenen: Exit Dyslexie
Op www.alfabetcode.be/ is veel te lezen over een nieuwe manier om het lezen te leren, waarbij de ambitie ‘alle kinderen kunnen vlotte lezers worden’ op een proefschool (De Tinteltuin in het Belgische Zoutleeuw) in de afgelopen tien jaar is waargemaakt!
Deze alfabetcode wordt uitgebreid besproken in het boek ‘Exit Dyslexie‘ door prof. dr. Erik Moonen van de Universiteit Hasselt.
In het kort komt het er op neer dat, voordat er ook maar één letter in beeld komt, de klanken uit een woord worden geanalyseerd. Deze zogeheten fonemen moeten eerst geïsoleerd en herkend worden in oefenwoorden. Zo wordt het ‘foneembewustzijn’ ontwikkeld. Door van de klank uit te gaan sluit deze werkwijze aan bij wat kinderen allemaal al vanaf de geboorte hebben: ervaring met klanken. Ze praten en luisteren namelijk al jaren. Leesproblemen hebben niets te maken met zogenaamde problemen in de visuele waarneming, maar met het niet voldoende getraind zijn in het herkennen van de verschillende klanken die in een woord voorkomen. Bij de begeleiding moet er op worden gelet dat de langzaam uitgesproken klanken echt zo klinken als in het hele woord. De letter ‘b’ moet dus niet als ‘bù’ worden verklankt. Het is dan bijvoorbeeld logisch dat een kind het woord ‘bus’ als ‘bs’ gaat spellen.
Ook niet “Hoeveel letters hoor je in ‘boek’?”. Letters hoor je niet. Wel mogelijk: “Hoeveel klanken hoor je in boek”. Het zijn dit soort misverstanden die voorkomen moeten worden. Klanken worden losgeweekt, gesegmenteerd uit een woord en afzonderlijke klanken worden langzaam uitgesproken weer verlijmd tot een woord.
Naast het foneembewustzijn wordt gewerkt aan het grafisch bewustzijn. Kinderen worden vanuit een goede greep en houding geoefend in nauwkeurig waarnemen en nauwkeurig uitvoeren, het herkennen en toepassen van lijneigenschappen als recht en gebogen en het schrijven in verhoudingen van 1:2. Het oefenen van twee dingen tegelijk, zoals het ‘schrijvend spellen’, wordt ook wel multi-sensorisch onderwijzen of embodiment genoemd. Op deze manier wordt alles veel beter verankerd doordat het aan handelingen gekoppeld is. Ondertussen ontwikkelen de kinderen een grotere doelgerichte manuele of instrumentele vaardigheid.
Vanaf het begin wordt er gewerkt met woorden waarvan de klanken eenduidig zijn. Dit geeft het kind zelfvertrouwen. Deze zogenaamde ‘basiskoppelingen‘ geven al gauw de mogelijkheid tot grotere woorden en zelfs zinnen. Wie de werkwijze van deze basiscode wil zien, kan hier kijken:
De letters worden vervolgens geschreven en verbonden tot woorden die gelezen kunnen worden. “Wat je kunt schrijven, kun je ook lezen” is het logische motto van Erik Moonen. De letters worden aangeleerd volgens de grafo-cognitieve werkwijze die door de Stichting Schriftontwikkeling is ontwikkeld en in de methode “Schrift” is verwerkt. Ook hier wordt uitgegaan van eenduidigheid, dit keer een eenduidig te herkennen letter. Ook bij het schrijven wordt uitgegaan van het werken vanuit een groeiend zelfvertrouwen. De lettervolgorde van “Schrift” is niet aan een speciale methode gebonden en daarom ook niet helemaal gelijk aan die van de Alfabetcode. Daarom hebben de auteurs van “Schrift” voor de Alfabetcode drie schriftjes met verwerkingsoefeningen volgens de aanleervolgorde van de Alfabetcode gemaakt. Deze drie oefenschriftjes heten dan ook terecht “Schriftcode”. Hier leest u er meer over en hier kunt u ze bestellen.
De spelling in de Alfabetcode wordt door deze multi-sensorische aanpak met grote zekerheid door de kinderen uitgevoerd. De “Alfabetcode” maakt geen gebruik van spellingregels, die voor veel kinderen erg ondoorzichtig zijn en vaak uitzonderingen kennen. Hierdoor ontstaat bij het ene kind meer dan bij het andere verwarring. En verwarring zal in een goede methodiek altijd voorkomen worden.
In de “Alfabetcode” dus geen spellingregels (juist de kinderen die moeite hebben met spellen gebruiken de regels niet), maar wel analogieën in de vorm van ‘codeerpatronen’ zoals appe, eppe, ippe, oppe, uppe volgens de klinkervolgorde in het alfabet. De kinderen wordt ook de rol van de klemtoon uitgelegd die van invloed is op de spelling. Er zijn 57 codeerpatronen ((gelijkaardige lettercombinaties) door de kinderen te verwerken.
Met de codeerpatronen is al weer meer tekst te schrijven en te lezen. Voor de moeilijkste spellinggevallen is er nog aan het eind de ‘geavanceerde code’. Maar de kinderen kunnen dan al heel wat lezen en hebben inmiddels een groot vertrouwen in hun vaardigheid ontwikkeld.
Het is opvallend dat zowel het schrijven als het spellen/lezen allebei uitgaan van eenduidigheid en het daarmee voorkomen van verwarring. Kinderen moeten allemaal ervaren dat ze in kleine stappen zich het leren schrijven en lezen/spellen eigen kunnen maken.
Ieder kind kan vlot leren lezen en functioneel leren schrijven!
Een interessant interview op de Belgische televisie op dinsdag 7 maart 2017:
http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.2911358
Prof. Erik Moonen legt uit hoe je élk kind vlot kunt leren lezen en schrijven.